19.8.10

Taxichauffeurs (ja, ze blijven een bron van inspiratie) zijn vaak erg geïnteresseerd in je. Ze willen weten wat je doet, hoe lang je hier al bent en hoe lang je hier nog blijft. Als je op die laatste vraag een datum binnen twee weken van vandaag noemt, snap je ineens waar de interesse van de chauffeur op gestoeld is. Taxi’s brengen je binnen Paramaribo voor een bedrag tussen de zes en twintig SRD (1,5 tot 5 euro) overal naartoe. Of je dan onderweg nog ven boodschappen doet, maakt dan niet zoveel uit. Maar het liefst brengen ze je naar het vliegveld. Een ritje naar Zanderij is de volle bingokaart in de carrière van een Surinaamse taxichauffeur. Dus het kan geen kwaad er zo vroeg mogelijk bij te zijn.

Als ik een taxibedrijf bel, komt het ook regelmatig voor dat de chauffeur me zijn privé-nummer geeft. Een baas is handig maar als het zonder kan, is het altijd beter. Gisteren liet ik mij na het werk naar de stad rijden. De chauffeur, dezelfde die mij deze week ook al aanbood naar Zanderij te rijden, wilde mij ook graag weer op komen halen als ik van de stad weer naar huis wilde. Ik moest hem bellen, het klonk meer als een bevel dan als een vriendelijk aanbod. Ik kon dus niet anders dan mijn telefoon pakken en zijn nummer erin zetten. Maar meneer wilde zekerheid. Ik moest hem nu bellen om zeker te zijn dat ik zijn nummer goed had opgeslagen. Ik belde. Een paar seconden later begon er een reggae-muziekje te spelen. Ik verbrak de verbinding weer.

Een kwartier later, toen ik een boek stond uit te zoeken bij Vaco, werd ik gebeld. “Hallo, had je me gebeld?”
“Ja, ik zat net bij je in de auto, je vroeg me nog om je nummer te bellen.” Stilte…
“Oh ja, sorry.” Verbinding verbroken.

Paramaribo, Waterkant

17.8.10

Alles wat je hier koopt gaat in plastic zakjes. Er wordt niet gevraagd of je een zakje wil, het gebeurt gewoon. Een broodje dat je betstelt gaat in een boterhamzakje en de totale bestelling in een grote zakje. Als je bij een chinees iets uit de koeling koot, gaat dat eerst apart in een zakje voordat het in het zakje van de rest van de bestelling gaat. Dit laatste om te voorkomen dat condensvorming op het koude product de andere producten natmaakt (alsof er geen condensvorming op koude plastic zakjes mogelijk is).

Bij de chinees zet ik mijn boodschappen bij de kassa neer. Voor mij is een man die een sigaar koopt. Eén kleine sigaar. Los. Het meisje achter de kassa halt de sigaar uit het doosje en overhandigt de man zijn sigaar. Naast de kassa heft de man het geld al klaargelegd. Er liggen alleen muntjes van tien en vijf cent (heten die hier dubbeltjes en stuivers? de munten van tweeënhalve SRD heten wel rijksdaalder, dat heb ik laatst nog aan een taxichauffeur gevraagd). Ik vraag me af wat het verhaal achter de muntjes is. Gevonden, fooi, bankstel gestofzuigd? Ik vind geen bevredigend antwoord.

Dan vraagt de man om een plastic zakje voor zijn sigaar. Het meisje lijkt er niet vreemd van op te kijken en geeft hem een boterhamzakje. De man stopt de sigaar met zorg in het zakje en vouwt het uiteinde van het zakje nog eens om de sigaar. De man en zijn sigaar verlaten de winkel. Ik ben aan de beurt.

16.8.10

Hij zou zorgen voor gratis Parbo Bier, en dat was er. Daarmee had de nieuwe president van Suriname zijn eerste belofte ingelost. Voor mij in de bierrij (die tegen alle verwachtingen gestroomlijnd en probleemloos verliep) stond een jonge jongen. Het meisje dat bier uitdeelde vroeg of hij al achttien was. De jongen speelde zo goed als hij kon alsof hij beledigd was en liet haar de tatoeage op de binnenkant van zijn onderarm zien. De jongen bracht het als een overtuigend bewijs van zijn meerderjarigheid. Het Parbo-meisje was niet onder de indruk. Om er vanaf te zijn, of niet flauw te zijn gaf ze hem uiteindelijk toch zijn biertje.

“We staan in de geschiedenis!” zei M. Een soortgelijk gevoel had mij ook bekropen, aanwezig te zijn op een keerpunt in de Surinaamse geschiedenis. Dertig jaar na de coup was de leider van een militaire dictatuur tot president gekozen. En wij staan op zijn feestje waar hij zijn vol zal toespreken, staande op een steenworp van de plek waar de meest omstreden gebeurtenis van de moderne Surinaamse geschiedenis heeft plaatsgevonden en waar hij de hoofdverdachte van is.

Dat besef speelde door mijn hoofd toen ik het Onafhankelijkheidsplein opliep en het podium zag vlak voor Fort Zeelandia. Maar die gedachte verdween op het moment zelf. Er was geen volk dat ademloos naar haar nieuwe leider luisterde. Geen menigte die een mijlpaal in de geschiedenis stond te beleven. Terwijl de nieuwe president sprak zag ik mensen zich losmaken uit de menigte om zich aan te sluiten in de rij voor het bier. Anderen liepen naar de Waterkant om hun behoefte te doen (de naam Waterkant kreeg ineens een nieuwe betekenis). Ik zag moeders met slapende kinderen op hun arm met hun rug naar het podium gekeerd van het plein aflopen. Ik zag mannen met steekwagentje voorbij komen om de verschillende kraampjes te bevoorraden. Niemand leek geïnteresseerd in de man op het podium. De verkoper van schaafijs met stroop had meer bekijks. Ook ik verloor mijn interesse en had pas in de gaten dat hij van het podium was verdwenen toen een oorverdovend en kleurrijk vuurwerk boven de Surinamerivier losbarste.

(Een columnist van De Ware Tijd schreef zoiets als: Bouterse drukt al sinds de jaren tachtig een zwaar stempel op de Surinaamse politiek. Zijn verkiezing tot president zal daarin niet veel veranderen.)